WILLEMSTAD (OM) -- Het initiële strafrechtelijk onderzoek tegen B. en El H. werd door een beslissing van de rechter-commissaris aan een termijn gebonden.
Wegens die (te) korte termijn kon het onderzoek niet volledig worden afgerond en was het Openbaar Ministerie (OM) gedwongen de zaak tegen deze twee verdachten te seponeren.
Na een klacht wegens niet vervolging besloot het Hof aan het OM een vervolgingsopdracht te geven.
Het OM vatte die (niet nauwkeurig omschreven) opdracht ruim op en vervolgde ook wegens “corruptiefeiten”. Die ruime interpretatie van de vervolgingsopdracht lag volgens het OM ook voor de hand gelet op het algemeen belang wat bij de vervolging van corruptiefeiten nadrukkelijk in het geding is.
De rechter in eerste aanleg was echter van oordeel dat het OM daarmee buiten de vervolgingsopdracht was getreden. In hoger beroep was het Hof het daarmee eens. Het OM heeft die beslissing aan de Hoge raad voorgelegd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dat oordeel van het Hof “niet onbegrijpelijk” is.
Daarmee is deze zaak definitief afgedaan.